Iedere tijd krijgt de wetenschap die daarbij past; wetenschap weerspiegelt de meer algemene kijk die in een bepaalde periode gangbaar is.
Zo vormt de natuurkunde van Galilei en Newton de weerspiegeling van de werkelijkheidsopvatting van de zeventiende en achttiende eeuw. En op vergelijkbare wijze vertoont de wetenschap van de Grieken (wiskunde, geneeskunde, etc.) de sporen van de Griekse denkwijze in het algemeen.
Dat betekent dat er serieuze grenzen zijn aan welk soort wetenschap in bepaalde perioden wel en niet mogelijk is. Zo lagen in de tijd van de Verlichting, die sterk in termen van het algemene en typische uitging, de geschiedenis en de taal- en cultuurwetenschappen buiten het gezichtsveld. Pas tijdens de Romantiek, waarin het buitengewone en specifieke van de verschijnselen aandacht krijgt, wordt voor deze en andere wetenschappen (zoals pedagogiek en de psychologie) de loper uitgerold.
De wetenschappen zijn veel sterker gebonden aan algemene, culturele, sociale en zelfs persoonlijke (voor)waarden dan vaak wordt aangenomen.
De bedoeling van deze cursus is om de wetenschapsgeschiedenis onder dit aspect te bezien, en onszelf uiteraard de vraag te stellen hoe het eventueel met de grenzen van de tegenwoordige wetenschappen – en onze eigen blinde vlekken en oogkleppen – gesteld is.