Het maximale aantal deelnemers is 20.
Er wordt al lang nagedacht over het ontstaan van het Nederlandse landschap. Aanvankelijk was de verklaring hiervoor van metafysische aard; het was God zelf geweest die met gulle hand heuvels, zand en rivieren had uitgestrooid. En zo niet, dan waren ze wel ontstaan als gevolg van de zondvloed. Maar langzaamaan wierpen de rotsblokken en zwerfstenen uit verre gebergten, de fossielen van verdwenen dieren maar ook exotische vondsten uit de koloniën, ongemakkelijke vragen op die niet meer in het bijbelverhaal pasten.
In de negentiende eeuw krijgt het denken over de geologische ontstaansgeschiedenis een voor ons herkenbaar fundament. We wandelen mee met de eerste wetenschappers die toen bodemonderzoek deden, zoals de geologen Stratingh (1804-1876) en Staring (1808-1877), de hydroloog Harting (1812-1885), de zoöloog Hartogh Heijs van Zouteveen (1841-1891) en de geoloog Jan Lorié (1852-1924). Hun denkbeelden werden beïnvloed door filosofen en natuurwetenschappers als Descartes, Spinoza, Huygens, Newton, Buckland, Lyell, Agassiz en Darwin. Op drie vrijdagen bewandelen we:
- de Lemelerberg (Overijssel), (Winand Staring)
- de Eemvallei (Utrecht), (Pieter Harting)
- het Uddelermeer en omgeving (Gelderland) (Hartogh Heijs)
Tijdens de wandelingen bespreken we hoe met geologisch onderzoek een radicaal ander wereldbeeld ontstaat, waarin de rol van de mens tot zeer tijdelijke proporties wordt teruggebracht, maar tegelijkertijd zelf een geologische factor wordt.