Het leven manifesteert zich in de vorm van organismen, min of meer onafhankelijk georganiseerde ‘eenheden’ met zeer uiteenlopende graden van complexiteit en onderlinge afhankelijkheid. De eenheden variëren van eencelligen tot samenstellingen van cellen met gespecialiseerde functies in organen binnen organismen, alsook van organismen binnen organisaties, sociale systemen en ecosystemen. De onderlinge afhankelijkheid kan zeer eenzijdig zijn, b.v. bij predatoire en parasitaire relaties. Ze kunnen ook meer symmetrisch zijn in coöperatieve verbanden. Het kunnen tijdelijke en opportunistische vormen van samenleven, ofwel obligate en permanente verbanden zijn. Een bijenvolk, een wolvenroedel, een voetbalteam en de Europese Unie zijn extreme voorbeelden. Bij sommige is een ‘-exit’ niet mogelijk zonder dat het hele systeem uit elkaar valt. Er is altijd een spanningsveld tussen concurrentie (en mogelijk daaruit een voortvloeiende competitieve, Darwiniaanse ‘struggle for life’) en coöperatie en is relatieve evenwichtigheid een voorwaarde voor stabiliteit. In deze collegereeks zullen we de verscheidenheid van biologische maatschappelijke ‘samenlevingsvormen’ bekijken, evenals de wetmatigheden die het functioneren van de ‘organismen’ binnen deze ‘organisaties’ bepalen.